12.11.13

Toch NIET enkel gifgasgranaten op de Paardenmarkt

Volgens speurwerk van Luc Vandeweyer van het Rijksarchief en Tine Missiaen van de Universiteit Gent bracht zou het munitiestort op de Paardenmarkt ter hoogte van Heist niet uit een derde gifgasbommen bestaan, maar wel helemaal. ‘Wij zijn tot die vaststelling gekomen na het bekijken van dossiers uit die periode’ zegt Vandeweyer. “Uit nooit eerder doorplozen dossiers van het Bestuur van het Zeewezen, van de Recuperatiedienst van het Belgisch Leger en van het kabinet van toenmalig Belgisch minister van oorlog Masson blijkt dat het bij het storten op de Paardenmarkt van achtergebleven munitie uitsluitend ging om gifgasgranaten. De gedumpte munitie op de Paardenmarkt bestaat dus hoogstwaarschijnlijk vrijwel volledig, in plaats van voor een derde deel, uit gifgasgranaten. Tekenend hiervoor is dat het betreffende subdossier uit het archief van het Bestuur van het Zeewezen als titel meekreeg: “Immersion d’obuz à gaz asphyxiant”. Chemische munitie leverde immers het grootste gevaar op en kon niet, zoals bij conventionele munitie gebruikelijk was, in een kuil aan land gecontroleerd tot ontploffing worden gebracht; de kans dat dampen door de wind oncontroleerbaar zouden worden weggeblazen was immers te groot. Daarom scheidde de ‘Service de la Récupération’ van het Belgische leger na WOI de achtergebleven munitie systematisch in chemische en ‘gewone’ granaten, zo blijkt. De chemische munitie werd opzijgelegd om naar zee te worden afgevoerd. De conventionele munitie werd in de directe buurt aan land gecontroleerd tot ontploffing gebracht..”
Niét enkel gifgasgranaten op de Paardenmarkt
Pas in november van 1919 begon het Belgische leger met dumpingen op de Paardenmarkt. Het ging het om de Duitse munitie die op het slagveld was achtergebleven, vaak nog in de 'fabrieksverpakking': in kisten en kratten. Krantenberichten uit die tijd spreken over het 'dagelijks' af en aan rijden van 'een paar honderd' spoorwagons. In een geheim Belgisch marine-rapport uit 1972 wordt geschat dat het ging om 300 ton per dag. De operatie - die onder leiding stond van de artillerieofficier De Ridder - duurde een half jaar.

Tevoren waren echter de Britten als eersten gestart met het dumpen van hun overgebleven munitie in zee. In het Public Records Office in Kew, bij Londen, ligt een dossier over deze transporten: in de periode juni tot september 1919 lieten de Britten ten minste 1.600 spoorwagons met munitie naar Zeebrugge rijden. Op de havendam, werd de munitie overgeladen op klepbakschepen, onderlossers die het oorlogstuig even ten oosten van de havenmond in zee lieten vallen. De stortplaats is de zandplaat Paardenmarkt. Met deze Britse dumpingen wordt in het nieuwe onderzoek echter geen rekening gehouden.