Uitbreiding van het Zwin en gevolgen voor de Knokke-Heistse landbouw
Volgens de redactie van Landbouwleven werd
tijdens de bijeenkomst van de Commissie voor Landbouw, Visserij en
Plattelandsbeleid werd Vlaams minister-president Peeters door een aantal
parlementsleden ondervraagd omtrent de goedgekeurde uitbreiding van het Zwin en
de gevolgen daarvan voor de Knokke-Heistse landbouwers. Volgens de minister werden maatregelen
getroffen om verzilting te voorkomen en zullen de landbouwers in de eerste
plaats gecompenseerd worden door ruilgronden ter beschikking te stellen.
Uit het antwoord van de minister-president
leren we o.m. dat in de Willem Leopoldpolder momenteel negen landbouwers actief
zijn in de goedgekeurde uitbreiding van het Zwin. In het gebied liggen evenwel
geen bedrijfszetels. Tijdens de fase van het vooronderzoek werden er in het
milieueffectenrapport nog een vijftiental landbouwers door het plan gevat. Onderhandelingen met onder meer de
landbouwsector werden gevoerd in het kader van de Ontwikkelingsschets 2010 voor
het Schelde-estuarium en het geactualiseerde Sigmaplan. Dit gaf aanleiding tot
een beslissing van de Vlaamse Regering op 17 december 2004. Bij de uitvoering
van die beslissing werd het flankerend beleid voor de landbouw voor het hele
gebied uitgewerkt, in samenspraak met de landbouwsector. Dit flankerend beleid
was een onderdeel van de beslissing van de Vlaamse Regering op 22 juli 2005. Kort hierna zijn de betrokken landbouwers
tijdens een informatievergadering geïnformeerd. Tijdens deze vergadering hebben
ze uitleg gekregen over het flankerend beleid en is hun medewerking gevraagd
aan de opmaak van het landbouweffectenrapport. Tijdens de opmaak van het
landbouweffectenrapport zijn de landbouwers individueel bevraagd en verder
geïnformeerd. Het landbouweffectenrapport vormt een essentieel onderdeel van de
definitieve goedkeuring van de uitbreiding van het Zwin.
Verzilting
De Universiteit Gent heeft de verzilting en
de mogelijke mitigerende maatregelen onderzocht. In 2009 is met betrekking tot
een uitbreiding van het Zwin een grondwaterstudie uitgevoerd. Die studie is
gevolgd door een nader onderzoek in 2011 naar de mitigerende maatregelen die in
verband met de verzilting mogelijk zijn. Een verzilting zou het huidig
grondgebruik drastisch wijzigen. Om dit te vermijden, zijn twee hydrologische
alternatieven onderzocht. Het alternatief waarvoor gekozen werd, omvat een
bijkomende oppervlaktedrainage naast de bestaande oppervlaktedrainage. Hierbij
wordt een brede drainagesloot aangelegd waarin de drainagestand lager is dan in
het omringend poldergebied. Hierdoor zal de grondwaterstand in het omringend poldergebied
weinig worden beïnvloed. Een uitzondering hierop is de smalle zone in de
omgeving van de brede drainagesloot. Die zone wordt lager gehouden. Het zout
water dat het Zwingebied infiltreert, zal door de brede drainagesloot worden
opgevangen en zal worden afgevoerd. Het zoutgehalte van dit gedraineerd water
is hoog. Het water zal door middel van een pomp in het Zwin worden geloosd. Naar aanleiding van de goedkeuring van het
gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (GRUP) is bevestigd dat de zoutwatergracht
en de dijk binnen het natuurgebied moeten liggen en dat de zoetwatergracht
waarmee de waterhuishouding in de omringende polders wordt geregeld, in het
agrarisch gebied zal liggen. Het polderbestuur zal deze gracht beheren. De geplande maatregelen op de waterlopen
maken het mogelijk ook bij wateroverlast in de polder regenwater met
vijzelpompen naar het Zwin af te voeren. Tevens is een monitoringprogramma opgezet waarmee de
eventuele verzilting in het gebied rond de uitbreiding van het Zwin zorgvuldig
wordt gemonitord. Mocht hiertoe aanleiding bestaan, kan alles op basis van de
monitoringresultaten worden bijgestuurd.
Vergoeding
De wijze waarop de landbouwers worden
vergoed, is afhankelijk van de instrumenten in het flankerend beleid die worden
aangewend en van de concrete gevolgen van het project voor elk van de betrokken
landbouwers. De vergoeding wordt door de werking van de Vlaamse Grondenbank
geregeld. Het is mogelijk dat de landbouwers ruilgronden krijgen aangeboden.
Indien dit niet voldoende zou lukken, kan een financiële regeling worden
getroffen. De financiële regeling bestaat uit een
regulier gedeelte en een flankerend gedeelte. Het regulier gedeelte volgt de
gangbare procedure bij de verwerving in der minne of bij een onteigening. De
bedragen voor het flankerend gedeelte staan vermeld in de beslissing van de
Vlaamse Regering van 22 juni 2005 en in de uitwerking van de individuele
instrumenten, zoals de pachtaanvaardingsstimulans. De werking van de Vlaamse
Grondenbank en het flankerend beleid voorzien in hulp en begeleiding voor de
getroffen landbouwers. Gronden die dienstig zijn voor inrichtingen
of waarvoor ruilgronden worden aangeboden, worden in volle eigendom verworven.
Hierbij zal ten volle rekening worden gehouden met de rechten van de pachters
en van de eigenaars. Het is de bedoeling de betrokken landbouwers zo veel
mogelijk ruilgronden aan te bieden. Bij de opmaak van het GRUP is overleg
gepleegd met het gemeentebestuur van Knokke-Heist.