Heistse vissers maakten in 1940 hun thuis in Penzance, Newlyn en Brixham…
In onze volgende aflevering uit “Vlucht naar Penzance” zien we hoe kort na het begin van de Tweede Wereldoorlog Heistse vissers vanuit Newlyn in zee gingen. Meteen begonnen ze voor hun families woningen in te richten. Vervallen huisjes in Farmers’ Meadow Newlyn werden door de Heistenaars prompt omgedoopt tot Farmedoe. “Het was lijk een rovershol” zo herinnert zich Yvonne Vantorre (die zaterdag in de badstad trouwens 97 jaar werd!). Het hoofdstuk verhaalt ook over Heistenaars Jan Gheselle (van Ratjes), z’n vrouw Marie Depape en hun zoon Raymond, die pas op zaterdag 5 oktober 1940 het verlossende bericht kregen dat ze van het gebombardeerde Brixton naar veiligere Brixham mochten verhuizen. Brixham kreeg als eerste Vlaamse kolonie in Engeland een Anglo-Belgian House, waar biefstuk friet geserveerd werd! Voor de kleinste Musschenkinderen, zoals Jeanine Vantorre en André Bil, was het alvast een fikse tegenvaller toen op 26 juli 1942 zelfs de snoep gerantsoeneerd werd. De vluchtelingen maakten kennis met black-out, dubbele zomertijd, winkelen in een andere taal, met andere gewichten en vreemd geld. De vissers in Penzance haden weinig goede woorden over voor de Belgische oorlogsadministratie in Engeland. Bij de Heistenaars in Brixham lag dat meestal anders. De vissersvrouwen maakten ook kennis met het Engelse eten, en leerden de Britten ondermeer hoe ze konijn moesten klaarmaken. De Heistse vissers en hun families inspireerden tijdens hun verblijf in Groot-Brittannië ook een aantal Britse schrijvers. De kinderen in Penzance kregen verder ook de verhalen over spoken te horen die blijkbaar volop in hun midden woonden. Je leest er alles over in HOOFDSTUK 8: THUIS IN CORNWALL, DEVON EN WALES