OP deze dag, 19 MEI, zijn in 1940 de meeste vissersfamilies aan boord van hun vaartuigen weggevlucht uit Heist. Dat gebeurde nadat kort tevoren de kustplaats voor het eerst werd gebombardeerd door de oprukkende Duitsers. De verhalen van deze vissers, de Vantorres
–de Musschen- en vele andere Heistse, Zeebrugse en Oostendse vissersfamilies, vind je terug in het boek "VLUCHT NAAR PENZANCE". Het is een werk vol feiten en
trieste en plezierige anekdotes over de vlucht, de zware rampdag van de Vlaamse
vissers in Dieppe, vissersfamilies in Londen in de Blitz, gebleven vaartuigen,
jonge vissers in Engeland bij de strijdkrachten, Vlaamse vluchtelingen op
school, het leven en de problemen van kinderen en vissersvrouwen in Penzance en
Brixham… Ook de vissersfamilies aan het bezette thuisfront komen aan bod,
evenals de honger naar eten en de honger naar informatie, de ontspanning en de
zelfredzaamheid van het vissersvolk en de bevrijding van Knokke en Heist.
‘Vlucht naar Penzance’ probeert verder enkele onbekende wapenfeiten van de
Vlaamse vissers aandacht te geven. Vooral wilde het boek voorkomen dat de diverse
kleine en grote oorlogsverhalen van de vissers verloren gaan
Heel wat gevluchte
Heistenaars maakten vervolgens de Blitz mee in Londen. Ondanks de
bombardementen gingen ze echter snel her en der aan de slag om in hun onderhoud
te voorzien. Ze schuilden ‘s nachts in speciale shelters of in de ondergrondse.
De Muschen (Vantorre) maakten er kennis met de officieren van De Gaulle. De
Ratjes (Gheselle) werden in Brixton door een tijdbom uit hun bed geschud. Het
warenhuis Bentalls in Kingston ging voor Heistenaars en Blankenbergenaars een
grote rol spelen in hun oorlogsbestaan. Oude vissers liepen in Londen ’s nachts
brandwachtdienst en een Blankenbergse jongen kreeg van de politie toelating om
aardappelen te stelen… Een Oostendse visser trok in Wales briesend naar de
politie omdat zijn gezin geen kolen kreeg. In een platgebombardeerde wijk in
Londen gingen Heistse vrouwen puin ruimen Ook de Musschen (Leon Vantorre) werden
herhaaldelijk ‘uitgebomd’ zodat ze uiteindelijk naar Penzance trokken, waar de
vissers waren en het veiliger was. De Heistse vissers gingen vanuit het nabijgelegen
Newlyn in zee. Meteen begonnen ze voor hun families woningen in te richten.
Vervallen huisjes in Farmers’ Meadow Newlyn werden door de Heistenaars
prompt omgedoopt tot Farmedoe. “Het was lijk een rovershol” zo herinnerde zich wijlen
Yvonne Vantorre (foto). Heel wat anekdotes over vlucht en verblijf in Engeland komen uit de herinneringen van wijlen Gilberte Beirens en wijlen Theofiel De Groote (foto hieronder).
Na Londen kwamen Heistenaars
Jan Gheselle (van Ratjes), z’n vrouw Marie Depape en hun zoon Raymond in
Brixham terecht, waar de kleinere Belgische vissersvaartuigen een onderkomen
hadden. Brixham kreeg als eerste Vlaamse kolonie in Engeland een Anglo-Belgian
House, waar biefstuk friet geserveerd werd! Voor de kleinste Musschenkinderen,
zoals wijlen Jeanine Vantorre en André Bil, was het alvast een fikse
tegenvaller toen zelfs de snoep gerantsoeneerd werd. De vluchtelingen maakten
kennis met black-out, dubbele zomertijd, winkelen in een andere taal, met
andere gewichten en vreemd geld. De vissersvrouwen maakten ook kennis met
het Engelse eten, en leerden de Britten ondermeer hoe ze konijn moesten
klaarmaken. De Heistse vissers en hun families inspireerden tijdens hun
verblijf in Groot-Brittannië ook een aantal Britse schrijvers. De kinderen in
Penzance kregen verder ook de verhalen over spoken te horen die blijkbaar volop
in hun midden woonden.
In het boekwerk lees je ook de verhalen van de vissers die in ons land waren achtergebleven en ondanks veel problemen en tegenspoed in de oorlogsjaren een bestaan hebben opgebouwd. Veel was te danken aan de haringwinters... Wijlen André Serreyn vertelde onder meer hoe erg de rantsoenering wel was en hoe men vindingrijk moest zijn of honger lijden.
Meer info over het boek "Vlucht naar Penzance" en hoe men het kan bestellen: