Daling broedende zeevogels in Het Zwin
De laatste 20 jaar is het aantal broedparen van steltlopers, meeuwen en sternen in het Zwin sterk verminderd. Dat blijkt uit het antwoord van Vlaams minister voor Leefmilieu Joke Schauvliege op een schriftelijke vraag van Herman Schueremans van de Open Vld. In de jaren '80 werden bijvoorbeeld jaarlijks gemiddeld 48 broedende kluten geteld, in de jaren '90: 46, maar in de periode 2000-2008 nog slechts 7. Voor de scholekster was er tussen de jaren '80 en 2000-2008 een daling van 53 tot 15 per jaar en voor de tureluur van 28 tot 15. Voor de zilvermeeuw was er eerst nog een stijging van 22 in de jaren '80 tot 56 in de jaren '90 om dan te dalen tot 7. Eenzelfde evolutie voor de kleine mantelmeeuw (1, 19 en 5) en zwartkopmeeuw (10, 22 en 0). In de jaren '80 werden gemiddeld 5.695 kokmeeuwen opgemerkt, in de jaren '90 3.130 en in 2000-2008 40. Voor de visdief was dat 249,77 en 5. In de volledige periode 2004-2008 bijvoorbeeld werd geen enkele broedend paar bontbekplevier, strandplevier, zilvermeeuw, kleine mantelmeeuw, zwartkopmeeuw, kokmeeuw opgemerkt en slechts 1 visdief.