Windmolens voor onze kust zijn kraamkamer voor schaarse kabeljauw zegt UGent
Doctorandus Jan Reubens van de onderzoeksgroep Mariene Biologie van de UGent heeft voor het eerst ook jonge kabeljauw van amper 5cm groot opgemerkt aan de voet van de windmolens op de Thorntonbank voor onze kust. Jonge kabeljauw komt amper voor in het Belgische deel van de Noordzee. Dit wijst erop dat de ‘beschermde’ omgeving van de windmolens – waar niet gevist mag worden - een kraamkamerfunctie kan vervullen. Een kraamkamer is een gebied waar jonge vissen kunnen opgroeien in een omgeving met voldoende voedsel en schuilmogelijkheden voor hun natuurlijke vijanden. Al heel snel na de installatie van de windmolens werd volwassen kabeljauw en steenbolk (een kleinere kabeljauwachtige) waargenomen. Na een jaar werden zelfs zo’n 30.000 steenbolken geteld per windmolen in het C-Power windmolenpark op de Thorntonbank. Sinds kort worden ook andere soorten vaker aangetroffen, zoals o.a. de tongschar, zeebarbeel en pladijs. Dat de windmolens nu ook als kraamkamer dienen voor kabeljauw betekent dat ze mogelijk een belangrijke rol kunnen spelen in het herstel van het kabeljauwbestand, dat onder zware druk staat. Zeer verwonderlijk is dat niet. Op de funderingen van de windmolens groeien namelijk grote hoeveelheden ongewervelden zoals sponzen, kleine kreeftachtigen en mosselen, die als nieuwe voedselbron beschikbaar zijn voor vissen. UGent-doctoraatsstudent Jan Reubens gaat momenteel onder promotorschap van prof. Magda Vincx en prof. Steven Degraer na of de windmolenparken vissen aantrekken en of daar een sterkere groei van deze vissen mogelijk is.