Donderdagmiddag heeft ook burgemeester Lippens zich in de visserijoorlog tussen Zeebrugge en Oostende gemengd. Hij deed dat omdat hij meent dat de oneerlijke handelspraktijken van Oostende te tewerkstelling aan de Oostkust bedreigen.
Burgemeester Graaf Leopold Lippens heeft reeds meerdere malen de oneerlijke concurrentie van de Oostendse vismijn aan de kaak gesteld. Maar blijkbaar valt het protest in dovemansoren en volhardt Oostende in de boosheid. Meer nog, de handelspraktijken worden steeds agressiever. Zo is de Stad aan Zee een nieuw offensief begonnen door gedurende de periode van 1 juni tot 30 september 2007 alle vis van de Zeebrugse en Knokke-Heistse reders gratis met containertransport van Nederland, Denemarken, Frankrijk, Engeland over te brengen naar Oostende op voorwaarde natuurlijk dat de vis enkel en alleen daar geveild wordt.
Objectief cijfermateriaal toont duidelijk aan dat de stedelijke vismijn van Oostende beneden de kostprijs werkt, wat onvermijdelijk resulteert in verliezen die op hun beurt gefinancierd worden met overheidsgeld. De Stad Oostende is immers aandeelhouder via AGVO-Vismijn. Geen wonder dat de Oostendse vismijn een steeds diepere put maakt die telkens weer wordt aangevuld door de Oostendse belastingbetaler. Schepen Yves Miroir heeft inderdaad gelijk als hij stelt dat de vismijn van Oostende de grootste aan de Belgische kust is. Noch Zeebrugge, noch Nieuwpoort kunnen inderdaad tippen aan de rode cijfers waarmee Oostende ieder jaar scoort
Wat de Knokke-Heistse burgervader vooral stoort, is de agressieve manier waarop Oostende de
private Zeebrugse vismijn kapot wil maken. Zo werden alle reders van de Oostkust aangeschreven dat het gratis transport enkel geldt als de geconsolideerde omzet per aanvoer minimum 50.000 EUR bedraagt. In werkelijkheid speelt de gerealiseerde omzet echter geen rol want ook de Z-186 kon met een omzet van ongeveer 33.000 EUR reeds op 25 mei 2007 genieten van dit aantrekkelijke aanbod. Ook telefonisch worden de reders aan de Oostkust voortdurend gestalkt om toch maar hun vis in Oostende te laten veilen. De Oostendse vismijn gaat zelfs zo ver om in de haven van Zeebrugge een pakhuis ter beschikking te stellen van een klant die daar zijn activiteiten kan ontplooien om uiteindelijk zijn producten in Oostende aan de man te brengen
Voor Graaf Leopold Lippens is de Oostendse strategie duidelijk: de vloot en aanverwante bedrijven van Zeebrugge integraal overbrengen naar Oostende, tegen welke prijs dan ook. Door de meeromzet die dit zal opleveren, kan de Stad Oostende dan op termijn zijn financiële tussenkomsten stelselmatig afbouwen tot de stedelijke vismijn weer break-even draait.
Het Gemeentebestuur van Knokke-Heist vindt deze strategie verwerpelijk en duldt dan ook niet dat Oostende uit de problemen wil geraken op de kap van een ander. De Zeebrugse visveiling en een honderdtal op het Europese Visserij Centrum gevestigde bedrijven hebben tot nog toe op zijn minst 100 miljoen EUR geïnvesteerd en stellen gezamenlijk minstens 500 personen te werk, vissers nog niet meegerekend. Het kan toch niet dat deze bloeiende tewerkstelling, gegroeid door het vrije-markt principe, zomaar leeggezogen wordt door één enkele instelling die enkel en alleen de kop boven water kan houden dankzij overheidssubsidies?
Vlaams Minister-President Yves Leterme heeft tot nu toe altijd gesteld dat in plaats van een visserijoorlog tussen Zeebrugge en Oostende, beide partners beter zouden samenwerken. Samenwerking steunt echter op vertrouwen. Zolang Oostende dit vertrouwen schendt door zonder enige vorm van overleg voor de dag te komen met wanpraktijken, dan kan er van samenwerking nooit sprake zijn. "Indien Oostende niet ophoudt met het opvrijen van al onze reders, dan zal Knokke-Heist in samenwerking met de Zeebrugse vismijn, onderzoeken welke wettelijke mogelijkheden er voor handen zijn om eens vreemd te gaan bij de Oostende bedrijven", aldus een strijdvaardige Graaf Leopold Lippens. De Stad aan Zee kan zich alvast voorbereiden op een tweede beleg van Oostende.